Geschiedenis Hotel Mabi

De lange geschiedenis van Mabi (Ma-astrichtse Bi-oscoop) begon in 1930. Op 13 november van dat jaar hield de Mabi zijn openingsvoorstelling.

Dit verhaalt de geschiedenis van een pand met een rijke geschiedenis al zou men het in eerste instantie niet zeggen wanneer men het passeert. Veel heeft zich binnen de muren afgespeeld maar laat U zich meenemen in onze ontdekkingstocht die uiteraard begint met de naam van de straat waar het pand aan gelegen is.

De Kleine – als ook de Grote Gracht ontlenen hun naam aan de gracht, die aan de voet van de stadsmuur van 1229 bestond en in de 14e eeuw werd gedempt. Aan het einde van de straat (aan de Maas) stond de ‘Verlinxpoort’ dit fors bouwwerk werd na de uitbreiding van de stad niet meteen gesloopt maar, diende tot gevangenis van slechte betalers. Pas in 1587 werd ze gesloopt. De Lateinse naam van de straat luidt “Fossa extra Verlinghs porta”.

Postkantoor

We nemen nu een sprong in de geschiedenis en komen in mei 1814 terecht. Na het Franse bewind werd per decreet van de Prins van Oranje dd. 20 februari 1815 in functie van postdirecteur hersteld P. van der Vrecken. Hij vestigde zijn kantoor in de St. Jacobstraat. Daar bleef het gevestigd tot 11 oktober 1839 toen G.G. Rouffaer directeur werd. Hij verplaatste het kantoor eerst nar het Vrijthof en, in 1844 naar de Kleine Grach 24. Hier bleef het kantoor gevestigd tot 1852 toen, de nieuwe directeur G. Stern het kantoor verplaatste naar de Markt.

Concertzaal

Na het overlijden van G.G. Rouffaer in 1852 zien we als hoofdbewoner J.H.L. Fridt of Fridel vermeld staan. Wie was Fridt of Fridel ? In het adresboek van 1835 staat: ‘Fridel, proffesseur de musique, directeur d’orchestre de la Societé royale d’Harmonie’ oftewel muziek leerraar en muzikaal directeur van de Koninklijke Harmonie. Achter het huis Kleine Gracht 24 was de eerste reguliere concertzaal gebouwd, onder het driejarig bewind van directeur J. Schrammen van de Koninklijke Harmonie. Tot aan de opening van de eerste ‘Staarzaal’ aan het Henric van Veldekeplein in 1907 zou dit de enige concertzaal blijven. Na het ten onder gaan van de harmonie in 1872, kocht de Gemeente de zaal, opdat zij niet verloren zou gaan voor de stad. Nog lang zou de zaal bekend staan als ‘de zaol vaan de Keuninklikke Herremenie’.

Cinema

Amsterdam, maart 1896; een kermisexploitant draait de eerste bewegende beelden af voor een Nederlands publiek. De o’s en de a’s bereiken in 1901 ook de Maastrichtse gemeenteraad waar, besluiten moeten worden genomen over de naderende Sint Servaas kermis. Op de Markt mag uiteindelijk die fameuze biograaf staan. Wanneer de gebroeders Mullens dit bericht bereikt kondigen zij op 09 mei 1903 hun sprekende ‘Bioscope’ aan onder hun artiesten naam ‘Alberts Frères’. De sprekende ‘Bioscope’ komt tegenover het Stadhuis te staan. ‘Alles bewerkt door een elektrische machine van ± 60 pk’. Omdat dit apparaat pal achter het doek stond, werd dit van te voren nat gespoten. Doek en film waren immers zeer brandbaar. In tegenstelling tot de toegangsprijs was het staangeld zeer hoog. Zij betaalden Fl. 743,00 voor hun kermisplaats dat een fortuin was voor die tijd. In mei 1905 presenteerde de heer Lohoff zijn ‘photo Cinematograph’ op de kermis. Zijn programma maakte een internationale indruk dan het toch voornamelijk Frans georiënteerde programma van ‘Alberts Frères’. Zij draaiden in september een film over de historische optocht zodat een ieder zich zelf kon terug zien op het witte doek. Opvolgers waren in 1906 Alex Benner tijdens de Mei – kermis en ‘Hommerson et Fils’ in September. In 1907 keerde ‘Hommerson et Fils’ met o.a. de 25 minuten durende, geheel gekleurde ‘400 trucs de Memphisto’. In september waren ‘Alberts Frères’ weer op de kermis. De bioscoop was ‘chic en smaakvol ingericht met pluche stoffering en elektrische gloeiluchters, projecties staan vast op het doek en trillen niet, explicatie is mooi en duidelijk en de begeleiding werd maar liefst verzorgd door een klavier en een viool’ tot zover de opmerkingen in een plaatselijke krant. In 1908 kwamen Lohoff in mei en ‘Alberts Frères’ in september. Deze kwamen met 100.000 kilo aan bagage en introduceerden hun ‘Phono-Bio’. Dit was ‘een nieuwe, succesvolle combinatie van stem en photographie’ Hij werd onder meer gebruikt bij de operafilm ‘Carmen’ en de film ‘Drinken we nog een dropje’ van de uit Nederland afkomstige karakterkomiek Dumas. In 1910 draaide ‘Alberts Frères’ zijn films voor het tweede jaar in de Staarzaal terwijl Alex Benner gelijktijdig zijn films vertoonde tijdens de mei kermis. Maar het Maastrichtse publiek wilde meer genieten van de filmvoorstellingen en daarom kwam het voornemen van de directie van de concertzaal om gedurende de aanstaande winter deze zaal geruime tijd de exploiteren in de geest van het ‘Walhalla’ in Luik. Contacten met de voornaamste filmfabrieken waren reeds afgesloten voor de geregelde aflevering en wisseling van films. De concertzaal aan de Kleine Gracht 24 was een ruimte waar allerlei activiteiten plaatsvonden en eind 1910 dus ook filmvertoning. Alhoewel er in september reeds geadverteerd werd duurde het tot 17 oktober voor al eer de eerste film werd vertoond. Aan de zaal waren naast W.J. van Lier, die de zaal exploiteerde en de film expliceerde een pianist en een operateur verbonden. Zoals te verwachten bleef de concertzaalbioscoop (Galabioscoop) niet lang de enige filmmogelijkheid in de stad. Op 30 december 1911 opende de tweede bioscoop en wel aan de Markt 35 boven het aldaar gevestigde café (thans eetcafé Minckelers). Het jaar 1913 was zonder dat het iemand zou vermoeden, een belangrijk jaar voor het bioscoopwezen in Maastricht. Het begin van het einde van de oertijd. Het jaar van de echte bioscoop. Op 6 december opende “Royal cinema” haar poorten aan de Grote Staat 55. Directeuren waren de heren Hardy en Putzeist. In het zelfde jaar ging ook de politiek zich eveneens met de cinema bemoeien. Op 10 november behandelde de gemeenteraad een verzoek om een eigen bioscoop verordening uit te vaardigen. De raad ging hiermee aan de slag en kwam op 25 november tot een verordening waaraan per 1 oktober 1914 alle bioscopen van Maastricht moesten voldoen. De cinema’s die het uiteindelijk overleefd hebben waren ‘Royal cinema’ en de ‘Galaconcertzaal’, die van Lier omstreeks 1914 van de Gemeente kocht en later omdoopte tot cinema ‘Pathé’ de voorganger van de latere ‘MABI’.

Door de bouw van speciaal ingerichte filmtheaters en het instellen van wettelijke regels waaraan ze moesten voldoen, kreeg de film pas echt een eigen gezicht in het sociale leven van Maastricht.

Cinema Pathé / Mabi

Het huidige uiterlijk van het pand aan de Kleine Gracht 24 wordt verkregen bij de verbouwing van 1921. De oorspronkelijke twee panden worden dan samen gevoegd en krijgen een uniform uiterlijk. Het geplande ‘baldakijn’ boven het balkon op de eerste verdieping vindt geen genade in de ogen van de plaatselijke schoonheidscommissie en mag derhalve niet uitgevoerd worden. Naast de al eerder genoemde wettelijke regels werd er een plaatselijke bioscoop commissie ingesteld. Deze bepaalde welke films werden vertoond. Wel vaker werden er door de exploitanten van bioscopen films vertoond welke officieel verboden waren en dan kon de bioscoop een waarschuwing krijgen of de vergunning kon worden ingetrokken. Naast cinema ‘Pathé’ eigenaar W.J. van Lier, ‘Royal cinema’ van de firma ‘Putzeist & Hardy’ was er in Wyck de cinema ‘Palace’ van G. Crijns.

In 1930 wordt de cinema ‘Pathé’ overgenomen door M. Vermin H. Teunissen en de naam veranderd in ‘MABI’ (Maastrichtse Bioscoop). In juli 1930 krijgen ze vergunning om het gebouw door Architect Boosten te laten verbouwen. In plaats van één balkon komen er nu twee. De benedenzaal telt 486 plaatsen, het eerste balkon 189 en het tweede 207, totaal 882 zitplaatsen. Voor het toneel was een orkestbak waar het Mabi-orkest onder leiding van René Fontaine musiceerde. De wanden van de benedenzaal waren omwille van de akoestiek bedekt met celotex, een product bestaande uit samengeperste suikerrietvezels. Op 13 november 1930 vindt de opening plaats met als hoofdfilm: ‘Die Weise Hölle vom Piz Palu’, onder regie van Arnold Franck en George Wilhelm Pabst, met in de hoofdrol Leni Riefenstahl. Naast de ‘MABI’ exploiteerde de familie Vermin nog 3 andere bioscopen. De ‘MEBIO’ (Meerssense Bioscoop) 1938 – 1965, de ‘HEBIOS’ (Heerder Bioscoop) 1939 – 1970 en de ‘LUX’ aan de Brusselsestraat 1948 – 1972. In navolging van de andere bioscopen splitst ook de ‘MABI’ in 1972 haar zaal in twee gedeelten namelijk in het ‘MABI’ theater beneden en het ‘MIDI’ theater boven. In de jaren 1980 werden MABI 3 en 4 geopend, zodat de oorspronkelijke zaal met 882 zitplaatsen en twee balkons voortaan is opgedeeld in vier kleinere zalen. Tot 1994 blijft de cinema aan de Kleine Gracht gevestigd. Maar na de bouw van de megabioscoop aan de Sint Maartenslaan sluit de ’MABI’ zijn poorten en wacht het pand drie jaar op een nieuwe bestemming. Deze krijgt het wanneer René Persoon in 1997 zijn oog op het pand laat vallen. Na een ingrijpende verbouwing van 10 maanden van zowel het in- alsmede het exterieur kan men nu gaan genieten in dit Maastrichtse hotel waar de film nog altijd draait maar dan op een andere manier. Van het oorspronkelijk gebouw is alleen de voorgevel met het karakteristieke balkon nog intact.

Bronnen

Koninklijke Harmonie van Maastricht; I.M.H. Evers

Hoe het natte doek Maastricht veroverde; U. Rietveld

Bewegend beeld bioscopen in Maastricht; Frank Janssen